Dag Aggie, “… and another one bites the dust”. Een thuiswedstrijd ditmaal: zo’n 300 meter van huis de route op het noordelijkste puntje opgepikt en vandaar rondgelopen. Door het Mastbos en Trippelenberg, onze achtertuin zowat, zeer bekend terrein derhalve. In de beginnende winterkou. De herfstkleuren vervagen al, de lucht voelt killer. Stiller ook. Tijd voor meditatieve gedachten tijdens het wandelen, over een bizar jaar dat ten einde loopt. Over de trieste verhalen van zo velen die meer of minder getroffen zijn door het virus of de gevolgen daarvan. Over de triestheid ook van zo veel onnozelheid bij mensen die alle beperkingen aan hun laars lappen en daarmee anderen kwetsen of in gevaar brengen. Maar ook over het geluk dat in kleine dingen zit. Dingen die opeens minder vanzelfsprekend zijn gebleken. Saamhorigheid, vriendschap, hulpvaardigheid, medemenselijkheid kortom. En ook het geluk van iets simpels als wandelen en de natuur ondergaan. Maar los van dat filosofische geneuzel: het was gewoon ook – weer – heerlijk om zo te kunnen wandelen. Daar zijn uiteraard foto’s van.